Die pet past ons allemaal.
(Maar het verstand dat er onder zit, wilt nog wel eens verschillen.)

Dit was zo'n kleine dertig jaar geleden het onderkomen van de plaatselijke gendarmerie vanwaar ze midden jaren zeventig verhuisden naar de Hoofdstraat. Edoch, vandaag de dag zijn ze weer te vinden in de Bosstraat alwaar zij een nieuw onderkomen betrokken hebben in de vorm van het gemeentehuis.
Maar om nu te stellen dat the boys weer werkelijk back in town zijn….nou nee……want door toedoen van regio herindelingen, financiële nood en de daar uit voortvloeiende reorganisatie zien we vandaag de dag toch beduidend minder (vaak) blauw op straat dan zo'n dertig jaar geleden.
En alhoewel ik dit in zekere zin toch als een gemis ervaar, dacht ik daar dertig jaar geleden volstrekt anders over.

Zeker toen ik in het luisterrijke bezit werd gesteld van een Zundapp, die weliswaar met ijzerdraadjes bij elkaar werd gehouden, edoch daarentegen onomstotelijke gezien kon worden als de snelste van het dorp.
Niet dat mijn ouders dat wisten, maar met een kind die het zelfs op een onvervalste springstok tot wegpiraat wist te brengen, (kon na twee weken geen rietje, geen vla, dan wel soep meer zien) kun je gewoonweg niet voorzichtig genoeg zijn.
Desalniettemin wist ik de werkelijke krachten van deze zwaar opgevoerde 49CC-er voor mijn ouders verborgen te houden en jakkerde met het ongehelmd verstand van een hersenloze garnaal over lanen zonder bomen.
Vloog uitermate laag over de Akkerweg, om vervolgens via de Engweg het Kloosterlaantje in te duiken, alwaar een meer dan serieuze poging werd ondernemen om de geluidsbarričre te doorbreken.
Toegegeven nu niet bepaald de meest verstandige tijdsbesteding, maar voor mij schuilde er een veel groter gevaar in het loerende oog van de plaatselijke veldwachterij, dan in een kans om ook maar iets te (door)breken, want uitgerekend op de dag van overdracht (op het moment dat ik mij lopend(!) richting de 200 meter verder gelegen benzinepomp begaf) rolde twee - in een tot dienstwagen gebombardeerde FIAT 127 gezeten - wetsdienaren de hoek om.
Passeerde mij in tegenovergestelde richting. En keerde bij de eerstvolgende hoek, om vervolgens stapvoetsgewijs de achtervolging in te zetten.
Mijn hart sloeg zeker drie keer over, want zelfs m'n blinde broertje kon nog wel zien dat mijn gemotoriseerde tweewieler alles behalve origineel was.
Zonder te verblikken, dan wel te verblozen kuierde ik de straat over, stalde (onderwijl de tot stilstand gekomen petten in de gaten houdend) mijn kersverse aanwinst bij de luchtverversingsinstallatie van Hoek, voorzag de ietwat platte achterband van nieuwe levenslucht en begaf mij (wederom lopend, alsmede op de voet gevolgd door de petten) huiswaarts.
Was werkelijk niet te kort, zoals die twee klittenballen aan mij hingen.
Ging ik naar links, gingen zij naar links.
Ging ik naar rechts, gingen zij naar rechts.
Wat ik probeerde, ze bleven in mijn kielzog.
Voelde me net een wortel die voor een ezel hing en opperde spontaan het plan om maar eens uit te testen hoezeer de ezel die wortel wilde hebben, edoch diende daar voor wel de straat over te steken.

Geheel conform de geldende verkeersregels wierp ik mijn blikken in de voorgeschreven richtingen, knikte uitermate beleefd in de richting van de tot stilstand gekomen petten en kuierde - met twee paar priemende ogen in mijn
rug - doodleuk de brandgang van de Engflat in.
Als door een wesp gestoken verdween de overheidskoektrommel met piepende banden in het niets, want eenmaal wedergekeerd op de plek waar ik beide petten het nakijken gegeven had viel er werkelijk geen spoortje meer van ze te bespeuren.
Met gemengde gevoelens parkeerde ik de Zundapp tegen een lantaarnpaal, nam plaats op de stoeprand en overdacht, onderwijl mij brilleglazen poetsend, de algehele situatie.
Hier klopte iets niet. Integendeel.
Zo makkelijk zouden ze me never nooit laten gaan.
Leer mij die wouten kennen, voor hen viel voetballen op straat al onder de categorie georganiseerde misdaad. Nee, die twee stonden stellig ergens verdekt opgesteld en besloot derhalve in mijn onmetelijke wijsheid om de verleiding te weerstaan en mijn tocht gewoon lopend voort te zetten.
Nauwlettend alle zijstraten in de peiling houdend vervolgde ik mijn weg, toen nabij landgoed Dennenburg mijn aandacht getrokken werd door een rododendron met een zwaailicht er op.
De ratten.
Weliswaar niet de slimste, maar toch.....
Voor hetzelfde geld had ik voor een totaal andere route gekozen.
Hadden ze daar (vermits ze dat al niet stonden) toch mooi voor lul gestaan.
Nee, pet en co wisten wie ik was, waar ik woonde en hadden er heimelijk op gerekend dat ik net zo slim was als zijzelf.
Ach ja, die pet past ons allemaal, maar het verstand dat er onder zit wilt nog wel eens verschillen.

Zonder op of om te kijken stiefelde ik de oprijlaan voorbij.
Was koud tien meter verder of ukkel en dukkel hingen alweer aan m'n reet.
Eenmaal op de Bernhardlaan kwamen ze, vlak voor ik aanstalten maakte om het pad naar de schuurtjes te betreden, langszij.
"Is die brommer van jou?" vroeg de niet sturende pet met zo'n verveeld ondertoontje.
"Ja" luidde het uitermate korte, edoch zeker niet zo minder heldere antwoord.
"Dat ziet er wel heel bijzonder uit hč" doelend op de astronomisch in omvang zijnde breed wandige cilinderkop en de 40mm carburateur met verstelbare sproeier.
Glunderend van trots knikte ik bevestigend.
"Woon je hier"
"Dat zal u niet weten." gooide ik vriendelijk glimlachend retour.
"Je kan ook gewoon antwoord geven." sprak de duidelijk geďrriteerde wetsdienaar, wiens collega juist per portofoon aan het bureau meldde dat zij zich thans op de Bernhardlaan bevonden.
"Niet als u het antwoord al weet." ontschoot mij sneller dan het licht.
"Wat ga je met die brommer doen?", onderwijl met een half oor luisterend naar een verzoek van het HB om eens polshoogte te gaan nemen op de Laan van Blommerweert, alwaar een onder invloed verkerende passant spontaan in het struikgewas stond te pissen.
"In de schuur zetten, meneer." antwoordde ik beleefd.
Met een diepe zucht gaf de pet hoofdschuddend te kennen dat'tie er maar beter een punt achter kon zetten.
"Als je maar weet dat we je goed in de gaten zullen gaan houden." beet'tie me nog effe snel toe.
"Dat schept een band meneer."
Hij wilde nog wat zeggen, maar collega pet had het gaspedaal reeds ingetrapt.
Met hoge snelheid stoof de sheriff van Nothingham de laan uit.
Vriendelijk uitgezwaaid door Robin Hood, de vogelvrij verklaarde.
"En, hebben ze je nog te pakken gekregen?"
"Tuurlijk niet."
Maar vertelde er wel direct achteraan dat dit niet aan mijn onmetelijke wijsheid toegedicht kon worden.
Integendeel.
Want met diezelfde onmetelijke wijsheid had ik dermate aan het motorblok liggen klote, dat de onderdelen er - in navolging op mijn broertje - spontaan afgevlogen waren.

Dat laatste gebeurde op de Kloosterlaan, toen we gebroedelijk op weg waren naar boer Wijnen, alwaar de melk beduidend verser, alsmede goedkoper bleek te zijn dan bij welke commerciële zuivelhandelaar dan ook.
Eenmaal bij het begin van de Kloosterlaan bracht ik het blauwe gevaarte tot stilstand en adviseerde de Benjamin om zich vooral stevig vast te houden.
Bovendien adviseerde ik hem ook om - zodra we weer thuis zouden zijn - vooral z'n muil te houden over de sensationele gewaarwording, die hij binnen luttele seconden zou ondergaan.
Met een kloddertje spuug tussen wijs- en middelvinger door, zwoer hij plechtig in alle talen te zullen wijgen.
Bond de meegekregen melkbus stevig aan z'n broek en gaf met een kort, edoch uitermate krachtig JA! het teken dat'tie er helemaal klaar voor was.
Met een onvervalste wheellie, schoten we als een speer richting Wijnen en de zijnen.
Ver voor de bocht bij de Kloostermuur zaten we al vet boven de negentig.
Nam vlak voor aanvang van de, naar rechts draaiende, bocht wat gas terug, om vervolgens met een uitermate professionele slip op het erf tot stilstand te komen.
"En?" vroeg ik, me gelijktijdig omdraaiend.
"Is dit kicken of is dit ki.........."
Tering, Henk pleitte.
Bedacht me geen moment en draaide direct de Kloosterlaan weer op.
Nog niet eens halverwege kwam die in een holletje mijn richting uit en vertelde met een vuurrooie kop van inspanning dat'tie er reeds bij aanvang afgelazerd was.
Hij had nog geroepen, maar dat had niet mogen baten.
Ondanks de schaafwonden op z'n ellebogen vond'tie het allemaal prachtig en z'n kont deed inmiddels al veel minder pijn.
Beduidend langzamer vervolgde we onze weg.
En het is dat ik er zelf na een paar jaar over begon te vertellen, anders hadden mijn ouders hier never nooit weet van gehad, want de Benjamin zweeg in alle talen.

Een page terug..Een page vooruit