De Koekenpan
DRIEBERGEN, een hoofdstuk apart, dat eigenlijk een positieve draai aan mijn leven heeft gegeven.
Ik kwam daar, samen met nog enkele Haagse jongens, hun voornamen; Peter, Gerard, Dik, Simon en ondergetekende Leen, in huis bij twee dames, Holst geheten, die woonden in een prachtig huis aan de bosrand van Driebergen vlakbij een paar vijvers, waar ik van een de naam heb onthouden, de Koekenpan.
In die tijd was ook de mobilisatie begonnen, augustus 1939, meen ik.
De cavalerie was voor even gelegerd op de Traay, de winkelstraat aldaar.
De beide dames, Tante To (een beetje pinnig)achteraf heb ik gehoord dat zij altijd aan zware hoofdpijnen leed, en Tante Elizabeth. Beiden zijn altijd vrijgezel gebleven, zorgden goed voor ons, we kregen goed te eten en gingen naar school op het Burgemeesterplein.
Maar in mei 1940 kwamen er slechte berichten en inderdaad op de tiende Mei werd ons land overvallen door de Duitse legers.
De toestand leek voor ons erg kritiek te worden, de gevechten op en bij de Grebbenberg in Rhenen waren hemelsbreed niet zo ver van Driebergen verwijderd.
Wij, de vijf jongens zijn toen in de achtertuin een schuilkelder gaan graven, gelukkig is die overbodig gebleven.
Als eerste werd Simon, een Scheveningse jongen, door zijn moeder teruggehaald.
Van de anderen weet ik de vertrektijd niet meer, maar dat was in ieder geval veel later, want de dames Holst hadden nog een getrouwde zus in Driebergen wonen, haar man mijnheer Bakker nam ons op zondag altijd mee op urenlange wandelingen door de bossen van Driebergen naar Maarn, de Pyramide van Austerlitz, Doorn en dan terug.
Leen schrijft Burgemeesterplein, maar bedoelt de school aan het Burgemeesterpark.
Hij liet ook zien waar de voormalig Duitse keizer hout stond te hakken.
Er waren niet zo heel veel Duitse militairen te zien, maar ik liep eens ergens vlakbij het politiebureau, komt er een Duitser naar mij toe en vraagt waar hij sigaretten kan kopen. Ik zeg: "Ik versta geen Duits."
Dat ging zo'n drie keer door tot ik een flinke schop onder mijn reet kreeg en hij vloekend wegliep. Later, de jongens uit Den Haag waren naar huis, verhuisden de dames naar de Welgelegenlaan 29, een mooie twee onder één kap woning, en met een mooie beek in het midden van de laan.
De beek kwam of liep naar het Welgelegenpark, waar de prachtige Villa Welgelegen stond.
Met enkele jongens van school gingen we, gewapend met flinke lange twijgen wespennesten uitroeien.
Je moest wel flink om je heen slaan en wat de jongens mij ook geleerd hadden was om snoeken te strikken.
Daar waren ze heel handig in. Op zo'n middag gingen ze wel met 8 a 10 snoeken naar huis!
Verder heerlijk schaatsen, scholletje springen als het ging dooien en met sneeuwval ging de dokter met zijn auto (de enige in het dorp) met zo'n stuk of tien sleeën achter zijn auto het dorp door. Mooie herinnering!
Op de Welgelegenlaan in het huis naast ons woonde iemand die bijen hield en 4 korven had staan. We hadden niet veel contact met hem, maar hij vroeg mij eens te komen kijken als hij de honing ging slaan, zo heette dat geloof ik. Ik ben gegaan, maar deed het bijna in mijn broek van angst. Ik was nl. al een paar keer gestoken, maar de man zei: "Ze kunnen nu niet steken, ze vreten zich vol met honing en dan kunnen ze het niet."
Ik dacht: "Bekijk het maar."
En ik rende de straat op, maar werd toch flink in mijn kop gestoken!
Nog een mooie herinnering heb ik aan de boomnesten die wij maakten in de vijftien meter hoge sparrenbomen die in het bos stonden,dat bos begon vlak naast ons huis. We klommen naar boven, zaagden de top eraf en met de takken en wat oud hout maakten we een door ons zo genoemde uitkijkpost.
Nou als er toevallig eens een laagvliegend vliegtuig overkwam was je toch huiverig!!
We daalden dan weer af naar de grond, zaten helemaal onder de hars en kregen bij thuiskomst flink de wind van voren, vooral van Tante To.
Wij, de jongens die er nog waren hebben leren bidden o.a. het Onze Vader en dankgebeden voor het voedsel en om bescherming voor het Koningshuis en noem zo maar op.
In het begin was dat voor mij (een echte Schilderswijker, een grote arbeiderswijk in Den Haag) heel moeilijk, want daar leerde je op straat het vloeken op zijn Haags, en neem mij niet kwalijk als ik eens zo'n onvertogen Haagse vloek neerpen!!
Toen mijn medepatiënten vertrokken waren, was ik dus nog de enige daar in huis, ging naar school, en zag daar ook op een dag dat gewoon tijdens het speelkwartier een paar mensen met een handkar het schoolplein opkwamen, en samen met de meesters een hele lading wapens verborgen tussen het plafond in de hal vlakbij de ingang. Toen ging ik pas beseffen dat er verzet zou komen tegen de Duitse bezetters.
Helaas de juiste data zijn uit mijn herinnering verdwenen maar op een dag kwamen er drie meisjes in huis. Dat zijn ook patiënten werd er verteld, maar later werd ik ingelicht door beide tante's dat het onderduikers waren. Drie Joodse meisjes, waarvan één uit Den Haag en de andere twee kwamen uit Rotterdam. Hun ouders hadden grote modezaken.
Het oudste meisje, tussen de 16 en18 jaar schatte ik, kon goed piano spelen. Zij speelde af en toe zo hard het Wilhelmus, dat moest wel fout lopen, begreep ik later pas. Want in het huis naast ons hoorde je later het Horst Wessellied klinken. Ik wist toen niet wat het was, maar dat hoorde ik van de tante's die gingen in de jaren voor de oorlog veel op vakantie naar Duitsland, o.a. naar het Zwarte Woud en de Titisee, daar hadden ze het altijd over.
Dat piano spelen moest wel een keer fout lopen, ikzelf,ik weet niet meer de juiste toedracht,ben waarschijnlijk door mensen van de ondergrondse uit het huis weggehaald en met de trein naar huis gestuurd,dit gebeurde in de loop van 1943,en volgens de schrijfster van
het boek Luizen in de Pels zijn er na mijn vertrek uit Driebergen ongeveer tien Joodse kinderen in het huis aangekomen van een tot tien jaar oud, de schrijfster Loek Caspers vertelde mij dat zij de kinderen lesgaf,ze woonde bijna recht tegenover het huis aan de Welgelegenlaan,en naar ik vernomen heb heeft ook zij met de beruchte gele ster gelopen,maar heeft later een schuilnaam (Truus) aangenomen en de ster verwijderd.
Wat er met de drie meisjes is gebeurd die ik daar nog heb meegemaakt,ik weet het niet,na zo,n zestig jaar is er niet veel meer terug te vinden! Loek Caspers heb ik nog persoonlijk mogen
opzoeken en heb van haar nog een exemplaar van haar boek kunnen kopen. We zijn het samen niet helemaal eens kunnen worden over de tijd die ik bij de tante,s had doorgebracht.
Maar ik wist wel beter , en heb via naspeuringen bij diverse archieven uitgevonden dat de Dames Holst al veel eerder in Driebergen waren komen wonen, dat was in 1935, ik was er nl. al in Juli 1939.
En ik weet dus zeker dat genoemde Dames niet in de oorlog 1941 een Joods Kindertehuis konden beginnen zoals beschreven werd door genoemde schrijfster Loek Caspers.
|